Lucille Werner Vrouw met een missie

Tekst: Arjan Visser
Foto’s: Janita Sassen en privé-archief Lucille Werner

Lucille Werner (55) heeft ooit over zichzelf gezegd dat ze snel praat omdat ze langzaam loopt. ‘Volgens mijn moeder ratelde ik als peuter al aan één stuk door. Ik denk dat het een vorm van compenseren is geweest, zo van: hallo, hier ben ik! Ik tel net zo goed mee.’ Een vurig gesprek met een vrouw met een missie: eerst op tv en nu in de Tweede Kamer.

Het tijdelijk verblijf van de Tweede Kamer is sinds 31 maart 2021 de werkplek van CDA-politica Lucille Werner.
Ze noemt zichzelf ‘een vrouw met een missie’, iemand die, na zich jarenlang in de mediawereld te hebben ingezet voor mensen met een beperking, zélf eens een tijdje aan een paar knoppen wilde gaan draaien.

‘Het werd me van alle kanten afgeraden, maar hoe meer mensen roepen dat ik iets niet moet doen, des te sterker wordt mijn overtuiging dat ik er juist wél aan moet beginnen. Dat had ik vroeger al. Hou jij die gekke beentjes van je maar onder tafel, zeiden ze. O ja? Nou, ik heb een beter idee: ik ga het wereldpodium pakken.’

Stoer en alert
Ze werd geboren met cerebrale parese, een vorm van spasticiteit, maar tot welke groep ze nou precies hoort interesseert haar niet. ‘Het enige wat ik ooit heb gevraagd, was: ga ik eerder dood? Nee, je hebt misschien iets eerder hulpmiddelen nodig. Is dat alles? Ja. Mooi. Dat zien we dan straks wel weer. Hoeven we het er nu niet meer over te hebben.’

Bogotá
Zo lang als ze het zich kan herinneren, kleurt Lucille buiten de lijntjes. Stoer, baldadig en áls ze al angst voelde, dan hield ze die voor iedereen verborgen. Ook toen ze als kind woonde in Bogotá. Vader Werner werd in 1971 door zijn werkgever, Philips, uitgezonden naar Colombia. Het gezin woonde daar zeven jaar lang, in een kast van een huis. Het was niet veilig in de stad. Blonde kinderen zouden zomaar door de drugsmaffia ontvoerd kunnen worden.

‘Meestal speelden we in de ommuurde tuin, maar een enkele keer waagden we ons buiten, op straat. Ik weet nog goed hoe het ineens tot me doordrong dat ik, als het gevaarlijk werd, nooit op tijd binnen zou kunnen komen. Ik moest dus extra goed oppassen, maar ik voelde nog iets: áls het te laat was, kon ik me net zo goed overgeven. Zo sta ik nog steeds in het leven. Ik ga niets uit de weg, maar ben altijd alert. En als de tsunami komt, dan geef ik me eraan over. Ik ben iemand die het lot omarmt.’

‘Ik ben iemand die het lot omarmt’

‘Ah-gossie-syndroom’
Terug in Holland ontwikkelde Lucille zich tot een opstandige puber. Ze moest maar niet te veel van het leven verwachten, zei men in haar omgeving. De mavo was toch goed genoeg? Ze deed de Schoevers-opleiding om haar ouders een plezier te doen, maar had veel meer in haar mars.

‘Mensen met een handicap worden te vaak als een object van zorg gezien. Het ‘Ah-gossie-syndroom’ ligt altijd op de loer. Er wordt al snel gedacht in termen van gemis, terwijl ik juist overal potentie zie. We moeten de mens centraal stellen. Grappig genoeg zitten al die issues zo’n beetje in ons gezin: ik, met m’n handicap, mijn zus die met een vrouw samenwoont, m’n moeder van tachtig…’

En een vader die zelf uit het leven stapt. Ja…

Haar woordenstroom stokt even, maar ook dit onderwerp wil ze niet uit de weg gaan.
‘Zijn geest kon het leven niet meer dragen. Ik was 21 toen hij stierf. Totaal onverwacht en ongelooflijk pijnlijk, maar toch: voor mij is dit wel een natuurlijke dood. Ik zeg het met de tranen in mijn ogen; mijn vader was een prachtige man, groot en sterk. Hij tilde mij – het kleine meisje dat nog niet kon lopen – letterlijk op zijn schouders en beschermde me, net zoals ik hem heb willen beschermen toen hij het moeilijk had.

Ik denk dat ik hem die mentale kracht heb kunnen geven, net zo lang tot het niet meer ging… Misschien had ik, door mijn handicap, eerder door dat het een ziekte was. Een ziekte waar hij uiteindelijk aan is overleden.’

Loopvrees

Soms, geeft ze aarzelend toe, heeft ze nog last van loopvrees. Als het haar beurt is om te spreken in de Kamer, moet ze moed verzamelen om dat hele eind naar de interruptiemicrofoon te lopen. Dan voelt ze zich bekeken. Dat ongemakkelijke gevoel zal altijd blijven, maar na bijna twee jaar Kamerlidmaatschap krijgt haar stoere kant de overhand.

Haar volgende stap?
‘Hm… Ik zal altijd maatschappelijk betrokken blijven, maar misschien zoek ik het over een jaar of tien wel in een heel andere hoek en open ik een café in ’s Hertogenbosch. Cafeetje Appelmoes, dat lijkt met wel wat. Alle paradijsvogels zijn welkom. En tappen kan ik nog als de beste. Dat heb ik als dwarse puber al geleerd.’

Word abonnee!

Neem nu een abonnement op het Magazine van KBO-PCOB en geniet van mooie interviews, aangrijpende verhalen, stevige dossiers en handige informatie. Profiteer bovendien van de vele voordelen die u als abonnee geniet en doe mee aan de winacties.