Janneke Brinkman Verwondering

Tekst: Arjan Visser
Foto’s: Roland J. Reinders, Janneke Brinkman-Salentijn, licensed by Orange Licensing B.V.

Diep van binnen is Janneke Brinkman-Salentijn nog altijd een pionierskind: vol verwondering, steeds bereid om aan te pakken. En na het paasfeest met extra veel zin: ‘Het voelt ieder jaar weer als een nieuw begin.’

Ze was nog maar een baby toen ze met haar ouders naar de Noordoostpolder verhuisde. Daar was een strenge selectieprocedure aan voorafgegaan; de pioniers die er een bedrijf wilden starten, moesten een studie hebben gedaan, uit verschillende provincies komen en van diverse kerkelijke gezindten zijn.

‘De pioniers waren stuk voor stuk aanpakkers’

Pioniers
Janneke: ‘In het begin was er nog geen landbouw, geen industrie, geen wegen, geen oude bomen, geen oude mensen, geen cultuur, helemaal niets. Mijn vader was plantkundig ingenieur uit Wageningen, directeur van de Nederlands Algemene Keuringsdienst die zorgde voor de controle van zaai- en pootgoed. Uit allerlei landen kwamen mensen kijken, waardoor hij een meer dan gereformeerde blik op de wereld had. Al de mensen uit die tijd hadden tenminste één eigenschap gemeen: het waren stuk voor stuk aanpakkers. Schouders eronder zetten. Niet zeuren.’

En zij zelf? Hoeveel van die pioniersmentaliteit schuilt er in haar?
‘Toen bij Elco in 1998 de ziekte van non-Hodgkin werd geconstateerd (in 2002 zou de ziekte nog eens worden vastgesteld, AV) hadden we natuurlijk nog geen idee wat er allemaal ging gebeuren… Ik was doodsbang dat ik hem kwijt zou raken, dat ik in mijn eentje verder zou moeten, maar op dat moment was het: start de behandelingen, we gaan ervoor! Ik heb altijd gezegd dat ik hierin heel erg op mijn vader lijk, maar nu je het zegt, ik denk dat de polder me net zo goed heeft gevormd.’

De Kabouters
Ze vertrok uit Emmeloord om in Amsterdam biologie te gaan studeren. De man van een van haar moeders vriendinnen was er dominee. Haar ouders dachten dat het wel ‘veilig’ was, om bij zo’n gezin op kamers te gaan.
‘De kinderen van de dominee waren echte Amsterdammers, vrijgevochten, vroegwijs. Iedereen ging met iedereen naar bed, er werd openlijk over het gebruik van de pil gepraat. De schellen vielen me van de ogen. Dit was precies het zondige leven waarvoor mijn ouders me hadden willen behoeden. Voor mij voelde het ook als een bevrijding. Het was een bijzondere tijd, die jaren zestig. Ik stemde op de Kabouters. Daar plaagde Elco, die ik bij de studentenvereniging was tegengekomen, me altijd mee.’

Het is niet echt een spannend verhaal, zegt ze, maar het werkt. Ze hebben dezelfde protestantse achtergrond, zijn allebei de oudste van het gezin en delen – als we Jannekes flirt met de Kabouters niet meerekenen – dezelfde politieke idealen. Hun huwelijk zou je een soort Noordoostpolder kunnen noemen; om een gezin te stichten moest er eerst nog van alles worden aangelegd.

‘Iedere keer kwam ik weer bij die bloemen uit’

Ieder jaar naar de Matthäus
Janneke werd biologieleraar, maar koos na een aantal jaren voor het kunstenaarschap. ‘Ik vond het onderwijs ook heel leuk hoor, maar toen we gingen verhuizen en ik in verwachting was van de tweede, wilde ik het even kalm aan doen en ben ik naar Ars Aemula Naturae, het Leids schilder- en tekengenootschap, gegaan om te leren schilderen. Ik heb daar de eerste portretten, stillevens en naakten gemaakt, maar iedere keer kwam ik weer bij die bloemen uit.’

In diezelfde jaren maakte Elco carrière in Den Haag. Vooral aan zijn tijd als minister in de kabinetten Lubbers I en II hield het stel goede vrienden over. Veel van hen komen ieder jaar met Pasen, na de uitvoering van de Matthäus-Passion in de Leidse Pieterskerk, in hun huis borrelen en dineren.’

Véél te modern
Ze herinnert zich haar protestantse opvoeding, de nogal saaie zondagen, in een nette jurk naar de kerk, niet zwemmen, geen ijsje eten, veel schuld, veel boete. In Amsterdam ging ze naar de Keizersgracht-kerk van Huub Oosterhuis en haar huwelijk werd voltrokken door een studentenpredikant die volgens Elco’s oma ‘véél te modern’ was. ‘Daar heb je nou helemaal niks aan’, had ze gemopperd.

‘Het voelt ieder jaar weer als een nieuw begin’

Paasfeest
Voor Janneke is het geloof een vlammetje dat opflakkert in moeilijke tijden. Dan vindt ze steun bij de gedachte dat ze er op een of andere manier niet alleen voor staat. Een soort houvast.
‘De bijbelverhalen hebben voor mij nu vooral een symbolische betekenis. Zo staat het paasfeest in het teken van hoop en genade. De wederopstanding. Het voelt ieder jaar weer als een nieuw begin. De lente komt, het blijft langer licht, voorjaarsbloemen gaan bloeien.’

De opdracht
Ik denk weleens dat er vroeger meer saamhorigheid was. We zijn opgevoed met de opdracht om elkaar en anderen te helpen. Dat was vanzelfsprekend. Tegenwoordig is er een SIRE-campagne van de overheid voor nodig om ons er op te wijzen dat we geen ruzie moeten maken. Dat is toch verschrikkelijk? Het zijn verontrustende tijden, met de oorlog in Oekraïne, de klimaatcrisis en de vluchtelingenstroom. Waarom is het nog niet gelukt om die grote problemen aan te pakken? Misschien wel omdat we het zijn verleerd om naar elkaar te luisteren en samen te werken. Laten we – om in de paassferen te blijven – de kans grijpen om het nóg eens te proberen.’

Word abonnee!

Neem nu een abonnement op het Magazine van KBO-PCOB en geniet van mooie interviews, aangrijpende verhalen, stevige dossiers en handige informatie. Profiteer bovendien van de vele voordelen die u als abonnee geniet en doe mee aan de winacties.