Adriaan van Dis schrijver

Tekst: Margot Eggenhuizen
Foto’s: Anouk De Kleermaeker

Voor zijn nieuwe roman Naar zachtheid en een warm omhelzen dook Adriaan van Dis in zijn familiegeschiedenis, maar ook in de virtuele wereld. Een gesprek over verdriet met tentakels, een schattig robotje en geestelijke lenigheid. ‘Gij zult niet verbitteren. Daar moet je aan werken.

‘Ouder worden is topsport. Ik probeer midden in de wereld te staan en de geest lenig te houden, dus ik lees veel, ik ga veel naar scholen, ik zoek opwinding in de dingen waar ik het niet mee eens ben. Maar tegelijkertijd heb je ook een lichaam en dat lichaam vertelt je weleens dat je geen 18 meer bent.’

Dus we slikken onze pillen en natuurlijk, als ik bij mensen van mijn leeftijd kom wordt er eerst een medisch bulletin uitgewisseld, maar niet langer dan vijf minuten. Dan kap ik het af, want je kunt je wereld klein maken door je te buigen over je kwalen, je kunt je wereld groot maken door je te verbazen over alles wat er gebeurt.’

Kleinste kamertje
Van de oneerlijke verdeling van rijkdom en voortschrijdend inzicht over het koloniale verleden – zelf groeide Van Dis op in een gezin met een Indische oorlogsgeschiedenis – tot discriminatie en ouders van nu die hij op hun telefoon ziet turen in plaats van te praten met hun kind: het raakt hem.

En nog iets, wat hij uitlicht in zijn nieuwe boek: ‘De positie van de vrouw, die sterker moet worden en dat nog niet altijd is. Mijn boek gaat in zekere zin over het feit dat we accepteerden dat een huishoudster, zal ik haar maar noemen, het kleinste kamertje in het huis had van mijn grootvader, en ik niet eens wist wat haar achternaam was. Wat raar dat je dat vroeger kennelijk accepteerde, en dat je nu denkt: wie is die vrouw die zo belangrijk in mijn leven is geweest? Dat is ook voortschrijdend inzicht.’

Verdriet met tentakels
Roman, staat er op het boekomslag, maar het zijn deels Van Dis’ eigen herinneringen aan de tijd die hij als 9-jarige bij zijn grootvader en Ommie, zoals ze wordt genoemd, doorbracht. ‘Al schrijvend begreep ik dat deze vrouw zonder opleiding eigenlijk de familie bij elkaar gehouden heeft. Ik weet ook nog heel goed dat toen zij doodging, dat ik énorm huilde op die begrafenis. En dat ging niet alleen maar om haar, verdriet is iets wat heel veel tentakels heeft, er zitten ook andere vormen van verdriet achter.’
Om zijn moeder bijvoorbeeld, die door haar eigen verleden en verdriet niet kon uitblinken in tederheid. In het boek staat treffend: ‘Ouders geven oorlogen door, of ze het willen of niet.’

‘Mijn moeder blonk niet uit in tederheid’

Stripfiguren
‘Soms denk ik: ik ben van glas. En alle barsheid en harde stemmen die doen je breken, dus in mij zit nog steeds wel een heel gevoelig jongetje. Maar daar vecht ik ook een beetje tegen, want dat gevoelige jongetje moet het uithouden.
Ik verveel me nooit, ik leef heel graag ook in fantasieën en vind het nog steeds erg leuk om op een bankje in een parkje te zitten en naar de mensen te kijken. En dan zie ik boven al die hoofden, als in een ballonnetje van een stripfiguur, een verhaal hangen. Dat is natuurlijk ook mijn vak geworden, om verhalen te verzinnen. En goed te luisteren en te kijken naar hoe mensen zich gedragen.’

‘Wij bestaan bij de gratie van de fop’

Schattig robotje
In tussenstukjes in zijn nieuwe roman springt Van Dis vaak naar het heden. Opeens zit hij met een speciale bril op zijn hoofd in een virtuele wereld te praten met een Parisienne. Van Dis volgt ook de ontwikkelingen rond kunstmatige intelligentie op de voet: ‘Ik heb eens een robotje te leen gehad en ik vond het schattig, ik had heel veel sympathie voor dat leuke glimlachende wezentje. Toen dacht ik: als ik 85 ben, zou ik er geen enkel bezwaar tegen hebben als een robot mij helpt mijn steunkousen aan te trekken. Ik had als kind enorme troost aan een speelgoedhond, daar was ik zeer aan gehecht. Dus waarom zou ik dat als oud persoon niet hebben?’

Foppen
Als volwassenen een robothond op schoot hebben om te aaien, is dat geen vorm van foppen? ‘Foppen?’, reageert Van Dis gepassioneerd. ‘Luister eens, wij leven bij het foppen! God is een grote vorm van foppen, het ongeloof is een vorm van foppen, verhalen vertellen is foppen. Wij bestaan bij de gratie van de fop. En daar is helemaal niks tegen, want wat we doen is verhalen vertellen. Een verhaal maken dat het leven draaglijk maakt.’

Niet verbitteren
Verhalen helen mij, dat doen ze nog steeds, heeft Van Dis eens in een interview gezegd. ‘Verhalen helpen je het verleden te begrijpen, jezelf te begrijpen en zelfs de toekomst te begrijpen. En dat is heel erg goed, want gij zult niet verbitteren. Daar moet je aan werken.

Of zoals Ommie tegen Adriaan zegt in het nieuwe boek: ‘Als je naar oude mensen kijkt, moet je altijd zoeken naar het kind dat nog in hun gezicht zit, het kind dat mooi was, met dromen zoals jij.’
Wat ziet hij als hij zelf in de spiegel kijkt? Met een zachte glimlach: ‘Met dat mannetje ben ik veel in gesprek. Een oud koppie, maar ergens zit er ook nog een jongetje in mij.’